Het geslacht Lock

 

Lucq, Luc, Luck, Luk, Locq, Lock, Lok, Luijck, van der Luck, van der Luijck.

 

II.1 Jan Dirksz Luck

Jan Dirksz Luck werd circa 1538 geboren als zoon van Dirck Luck: "Jan Dircsz Luck schepen der selver voirschr stede ontrent 40 jaeren out" (11) en stierf ongeveer april 1593 tussen 8 maart en 31 mei 1593 (12). Hij is driemaal getrouwd geweest, in eerste huwelijk waarschijnlijk met een niet genoemde en vroeg gestorven dochter van Adriaen Pietersz Luck, in tweede huwelijk met Maritgen Dirksdr, terwijl zijn derde vrouw Lijsbeth Jansdr heette. Als we mogen aannemen, dat zijn eerste vrouw een dochter was van Adriaen Pietersz Luck, dan was zijn zoon Adriaen Jansz schipper tot Naeldwijck een oomzegger van Doe, Willem en Pieter Adriaensz Luck, wat de voorhanden bescheiden bevestigen. Zijn tweede vrouw was Maritgen Dirksdr, weduwe van Mathijs Florisz. Dit tweede huwelijk is van korte duur geweest en werd door spoedig overlijden van Maritgen Dirksdr ontbonden. Kinderen werden uit dit kortstondige huwelijk niet geboren. 0ver dit tweede huwelijk vinden we op 29 december 1575 vermeld: "Jan Dirksz poerter van Sgravezandt bekent schuldich te wesen Mattheeus Dirksdr broeder van hem comparant huijsvrouwe z was genoemt Maritgen Dirksdr de somma van 20 ponden groot vlaems eens vrij geld", "welcke penninge voerz zijn sprutende ut alsulcke successie ende erfenisse als deselve Matheeus door het overlijden van sijn voornoemde zuster zijn aenbestorven" "hijpotiqueert sijn huis ende erve barch ende geboomte gelegen binnen de voersz stede (13). Niet lang na het overlijden van zijn tweede vrouw is Jan Dirksz hertrouwd. Zijn laatste vrouw heette "Lijsbeth Jansdr, een dochter van Jan Aertsz opden Houck tot Monster". Op 12 juni 1577 compareerde "Jan Dircxs tot Sgravenzandt" voor schepenen van Monster en verklaarde wat de erfenis van zijn vrouw betrof "all voldaen ende wel betaelt te zijn den lesten penninck metten eersten deur handen van Adriaen Willemsz possesseur van den voorz Jan Adriaens wooninge opden houck tot Monster (14). Lijsbeth Jansdr werd in 1557 of 1558 te Monster geboren en was dus een twintig jaar jonger dan haar man, die ook genoemd werd Jan Dirksz Luck opt Slop, Grote Jan Dirksz, Jan Dirksz fris. Toen hij kwam te sterven, bleef zijn laatste vrouw met haar onmondige en met de andere kinderen in kommervolle omstandigheden achter. Op 17 juni 1594 compareerde Elijsabeth Jansdr wede wijlen Jan Diricksz fris tot Sgravensande met Gerrit Corns van middelburg secretaris tot Monster "haere gecoeren voocht in deese" en verklaarde haar roerende ende onroerende goederen opgedragen te hebben aan haar drie oudste en onmondige weeskinderen die zij in der ech te geprocreert heeft bij de voern Jan Dirksz. Verder verklaarde zij "dat zij comparante haer selve midtsgaders de jonge kinderen in haer armoede met der voers oudste kinderen verdiende huijere daegelicxs in haer noot als anders niet hebbende off te leven moet onderhouden ende susteneren (15). Tal van keren wordt Jan Dirksz als schepen vermeld, in 1587 is hij één der beide burgemeesters. We krijgen de indruk, dat het hem in zijn 55jarig leven niet altijd voor de wind gegaan is. Geldelijk schijnt hij in moeilijkheid geraakt te zijn: door het gerecht werd hij "opten Ien Julij" van het jaar 1582 veroordeeld "om beth van ses gul mette costen ten versoeke van Daenele Cornelis". Toen hij onwillig of onmachtig was om te betalen, ging het gerecht tot dwangmaatregelen over: "In arrest genomen ten huijse van Jan Dirksz Luck In den eersten Int voorhuijs een tresoer Een ketel een copere pot met twee hengelen (16). Deze dwangmaatregelen schijnen geholpen te hebben. Drie dagen daarna verklaarden schepenen van ’s-Gravenzande, dat Jan Dirksz Luck wonende te ’s-Gravenzande opt slop verkoopt aan de Heilige Geest van Naaldwijk een rente van 3 carolus guldens verzekerd op 2 hond 5 gaarden land te ’s-Gravenzande in het Oudeland (17). Met de hem verstrekte gelden zal hij de "ses gulden mette costen betaald hebben en zijn in beslag genomen goederen wellicht terug ontvangen hebben. In de junimaand van 1585 werd hij voor het gerecht van zijn woon- plaats aangesproken door Pieter Ariens Luck "om beth van 21 pont vlaems als reste van zijn vaders patrimonie en bruijtstuck (18). Het erfdeel van onmondigen werd in die tijd vaak toevertrouwd aan oudere bloedverwanten, die echter niet altijd hun verplichtingen nakwamen. Pieter Adriaensz Luck voelde zich in elk geval gedrongen het gerecht erbij te halen. Hij zal zijn erfdeel wel uitbetaald gekregen hebben. Enige jaren later, op 25 maart 1588 (19) gingen San Dircsz Luck en Adriaen Ariaensz opt slop voor schepenen de volgende ruiling aan: Ariaen Ariaensz krijgt in eigendom "Jan Dircxz Huijsinge, huijs, bijhuijs, erff, geboomte ende den barch daerop staende en de til en wat daerbij behoort, ook de kaasplanken in het huis". Jan Dircxz krijgt in eigendom "Ariaen Ariaens huijsinge ende erve. De barch staende naest den achterwech zal Ariaean Ariaens voor zichzelf houden. Verder de til en wat daarbij behoort, ook de kaasplanken in het huis van Ariaen Ariaensz. De vaste last van 20 stuivers staende op het huis van Adriaen Adriaensz blijft voor rekening van Adriaen Adriaensz. Verder beloofde deze aan Jan Dirxz Luck 550 carolus guldens in termijnen te betalen. Niet lang na het maken van deze ruilregeling is Jan Dirksz verhuisd naar het naburige Terheide. In 1590 werd hij voor het gerecht van ’s-Gravenzande geroepen om "te kennen ofte ontkennen zeeckere rentebrieff van twe ponden hollands sjaers gepasseert ende verleden ten behoeve van de bagijne sgravenzande bij Jan Dirksz opt slop nu woonende terheijde in date den laesten Julij anno 1500 een ende tseventich specialicken staende verbonden ende gehijpotecqueert op des ged huijs (daer hij jegenwoordich woont) ende erve" (20). Op 23 januari 1594 deelde Lijsbeth Jansdr weduwe wijlen Jan Diricksz Fris "oudt xxxvl jaere" aan het gerecht van ’s-Gravenzande mede, wat zij gehoord had, toen haar buren "enige kijffachtige woorden te saemen hadden (21).

Kinderen:

1

 Adriaen Jansz Lucq, overleden circa 1608

Home