Het geslacht Lock

 

Lucq, Luc, Luck, Luk, Locq, Lock, Lok, Luijck, van der Luck, van der Luijck.

 

II.3 Doe Adriaensz Luck (Lucq, Locq)

Doe Adriaensz Lucq werd in 1543 te 's-Gravenzande geboren (32) als zoon van Adriaen Pietersz Luck. Hij stierf in 1618 te Naaldwijk. Zijn stoffelijk overschot werd in zijn geboorte plaats begraven, zoals de "Kerckerekeninghe" van Naaldwijk lopende over het jaar 1619 uitwijst: Noch een koe voor tlijck van zal Doe Arijensz Lucq ende alsoo Doe Arijensz voors tot Schravesant begraven es ende oversulx gemaect de Schravezantse kerck deen helft van de voors koe ende de wederhelft tot profijte van de Naaldwijckse kerck comt daeromme de somme van 25 L (33).
Doe Adriaensz is driemaal getrouwd geweest: Zijn eerst vrouw was Maritgen Jansdr (van Alenburch), weduwe van Herper Claesz, die bij haar tweede huwelijk met Doe Adriaensz één kind uit haar vorig huwelijk meebracht, Jan Herpersz (Coornhert). Deze trad op 14 december 1585 in het huwelijk en over wiens huwelijkssluiting we het volgende vermeld vinden:"Beijde navolgende conditien zoo zijn metter minne in huwlicxe voorwaerden veraccordeert Jan Harpersz ende Joostgen Jacobsdochter beide ten weder zijden met haer vrienden ende maegen In den eerst en dat Doe Arentsz als getroudt hebbende Marijtgen Jansdr des voors Jan Herpersz moeder zal betalen des voors Jan Harpersz vaderlicke goederen ende patermonien alles vuijtwijsen den vuijtcoopbrieff daervan zijnde daer van hij betalen zal vastelavondt eerstcomende de zomme van negen hondert carolus guldens". De rest zou Doe Arents betalen mei 1587 (34). Uit het tweede huwelijk van Marijtgen Jansdr werden twee kinderen geboren Adriaen en Jacob Doesen Luck. Op 30 juli 1588 compareerde Doe Adriaensz (hij stond op het punt een tweede huwelijk te sluiten) voor schepenen van ’ s-Gravenzande en verklaarde wegens uitkoop schuldig te zijn aan Jan Harpersz, Adriaen Doesen en Jacob Doesen als moederlijke erfenis de som van drie duizend gulden, voor ieder van de kinderen duizend gulden. Als zijn beide zonen kwamen te trouwen, zou hij bovendien elk 100 gulden betalen als brudegomstuck (35).
Zijn tweede vrouw, met wie hij circa 1590 in het huwelijk trad, was Trijntje Cornelisdr, weduwe van Jan Willem Corsse van Vliet. Alvorens daartoe over te gaan, deed de laatste op 1 december 1588 een schenking aan haar beide dochters Machteld Jansdr getrouwd met Joris Cornelisz op de Vliet en Maritgen Jansdr, toen nog ongetrouwd en minderjarig. Ze verklaarde aan haar dochters "uijt moederlicke affectie" geschonken te hebben; 10 ses mergen lands, 20 vijerdalff mergen lands, 30 huis, erf, barg, geboomte, 40 boomgaard een 11 hond lands, 50 kwijtschelding aan Joris Cornelisz van diens verplichting tot het leveren van bepaalde producten in natura. Nadrukkelijk werd er bijgevoegd "indijen zij comparante soude comen te houwelicken dat de geene daer zij mede zouden contraheren daer jegens uijt de gemeene boel in andere goederen begrotet sall werden (36). Een kleine twee jaren later, op 24 september 1590, werd deze regeling in overleg met de kinderen en met hun goedvinden enigszins gewijzigd. Doe Adriaensz en zijn vrouw hadden toen het voornemen om zich te Naaldwijk te vestigen en in verband daarmee hadden zij het huis enz. zelf nodig. De schenking van "de thijendalff mergen landts" bleef gehandhaafd, de rest werd ongedaan gemaakt (37).
In verband met zijn vertrek naar Naaldwijk had Doe Adriaensz zijn bedrijf te ’s-Gravenzande niet meer nodig. Hij verkocht zijn boerderij aan zijn zoon Jacob Doesen Luck. Daartoe compareerden zij op 1 november 1594 voor schepenen van ’ s-Gravenzande en voor die te Santambacht. De vader "woonende binnen den dorpe van naeldwijck" verkocht zijn gehele bedrijf te ’s-Gravenzande voor 11.100 gulden aan zijn zoon. Deze betaalde contant 6. 000 gulden en verder jaarlijks 300 gulden. Bovendien moest hij aan zijn vader elk jaar "vier van de beste meijsche scaepe kaesen, 2 groene en 2 witte" leveren (38).
In 1609 stierf de tweede vrouw van Doe Adriaensz, Ze werd in de kerk te Naaldwijk begraven. Over haar bijzetting vinden we vermeld: 21 september 1609 Trintje Cornelis laatst huisvrouw van Doe Adriaensz Luck 3. 15. 0 (39). Trijntje Cornelisdr had bij haar overlijden twee erfgenamen; Reijer Vranckens van Adrichem, de man van haar dochter Maritgen Jan Willem Corssedr van Vliet en Christiaen Jorisz van der houw tot Delft, da man van haar kleindochter Martje Jorisdr van Vliedt, wier moeder Machtelt Jan Willem Corssedr van Vliet op 7 november 1591 in de kraam gestorven was. Doe Adriaensz Luck deed aan de twee erfgenamen een uitkering in totaal van 10. 000 gulden, waardoor hij algeheel eigenaar van de gehele boerderij werd (40).
De derde vrouw van Doe Adriaensz was Annetgen Jansdr (Coninx), die korte tijd na het overlijden van haar man een tweede huwelijk sloot, met Jacob Engelsz (41 en 42).
Tegenover zijn familieleden toonde Doe Adriaensz zich bij verschillende gelegenheden een trouwe helper. Zo compareerde hij op 12 december 1593 voor schepenen in den ambachte van Monster en hield een wakend oog op de geldelijke belangen van zijn neefje Pellenaer Lenerts, het nagelaten kind van zijn overleden zuster Jannetje Adriaensdr (43). Ook later zien we hem telkens voor dit vader- en moederloze kind optreden. Verder compareerde hij op 3 mei 1600 voor schepenen van Naaldwijk en trad voor zijn neef Adriaen Jansz Lucq als een der beide borgen op toen deze te Naaldwijk voor duizend gulden een huis kocht (44). Bijzonder zorgzaam trad hij op tegenover zijn ouderloze kleinkinderen Maritgen en Jacob Adriaensz Lucq, de kinderen van zijn in 1602 aan de pest gestorven zoon Adriaen Doesen L uck. Op 6 november 1612 compareerden voor schepenen van Sandtambacht Doe Adriaensz Lucq met de andere voogden en verklaarden in hun kwaliteit van voogden 4500 gulden wegens koop van 15 mergen land in Sandtambacht schuldig te zijn aan Jouffrouw Margareta de Stoppelaire te Gent (45). Enkele jaren later verkochten zij dit land voor 6.000 gulden aan Jonkheer Justus van Rijsenburch. De winst van 1.500 gulden kwam de erfenis van de weeskinderen ten goede (46). Doe Adriaensz heeft in de tijd toen hij te ’s-Gravenzande woonde aldaar verschillende ambten bekleed. In 1578, 1584 en 1590 nam hij het burgemeestersambt waar, terwijl hij al vroeg als schepen optrad. Verder vinden we genoteerd: "Rechtdach den sevenden mij 1500 80" "op dees dag is Doe Adriaensz mette stemm van de gemeente wethouders geeligeert tot heijlige geestmeester van sgravesandt" (47). Te Naaldwijk is hij vele jaren achtereen kerkmeester geweest.

Kinderen uit het eerste huwelijk

1

Jan Herpersz (Coornhert)(stiefkind).

2

Adriaen Doesen Lucq (Luck).

3

Jacob Doesen Luck.

Home