Het geslacht Lock

 

Lucq, Luc, Luck, Luk, Locq, Lock, Lok, Luijck, van der Luck, van der Luijck.

 

IV.1 Louris Adriaensz Lucq

Louris Adriaensz Lucq gedoopt 27 september 1589 te Naaldwijk was de zoon van Adriaen Jansz Lucq en Gooltgen Jorisdr "van naeltwijck".
Hij trouwde met Susanna Barents de Castro. Ze werd op 12 october 1603 te Naaldwijk gedoopt als dochter van de chirurgijn Mr Bernaert Kerstijn en van diens vrouw Jannetje Coenraedtdr (126). Susanna’s vader was in de jaren 1609, 1610, 1611 en 1612 schepen te Naaldwijk en ondertekende in de transportakten van Naaldwijk heel sierlijk met Bernardus de Castro. Hij werd op 14 mei 1621 te Naaldwijk begraven. Waarschijnlijk uit hoofde van zijn positie was het niet nodig grafrechten te betalen. Achter de vermelding van zijn begrafenis staat genoteerd: "Mr Barent de Castro memorie". Zijn vrouw Jannetje Coenraedtdr werd tien jaar later op 3 november 1631 begraven. Achter de datum van haar begrafenis staat vermeld: "Jannetje meester Barents, oud graf 4. -. -. (127). Over Barend de Castro bestaat onder sommigen van zijn nageslacht de overlevering, dat hij van Joods-Spaanse afkornst zou geweest zijn. Geen enkele schriftelijke mededeling is echter tot dusver gevonden om deze familieoverlevering te bevestigen.
Louris Adriaensz Lucq is landbouwer noch schipper geworden. We vinden hem herhaaldelijk als metselaar vermeld. Iets over zijn dagelijkse arbeid worden we gewaar als we lezen, dat Louwerens Aerentsz Luck, metselaar, op 6 augustus 1648 15000 leien voor de vernieuwing van het dak van de Grote Kerk te Naaldwijk uit de schuit naar een loods helpt dragen. Na afloop van deze werkzaamheden ging hij met zijn knecht Willem Woutersz en de leidekker Salomon Jansz uit Den Haag met diens twee knechts naar Franck Florisz van Dorp, waard in de "Vergulde Valck". Ze verteerden met hun vijven 1 gulden 10 stuivers (128). In de rekeningen van de kerk te Naaldwijk wordt vermeld, dat Louwerens Arentsz Luck eigen loon berekende tegen 24 stuivers per dag, zijn knecht ontving 22 stuivers en een opperman 16 stuivers. We zien hem ook later als metselaar optreden. Zo vinden we vermeld (129), dat hij compareert voor "schepenen in den ambachte ende heerlijckheijt Naeltwijck" en op verzoek van Mr Jan Crassier "Chirurgijn op maassluijs" verklaart, dat hij "ontrent drij jaeren gelden" "een grote quantiteijt van steen gekomen van de afgebroocken huijsinge van de requirant" heeft helpen verwerken aan de gronden van de wateringer sluijs op maessluijs". Naast metselaar was Louris Adriaensz ook kaarsenmaker. Tussen de jaren 1639 en 1645 betaalde’hij jaarlijks negen gulden voor het monopolie van het kaarsen maken, "om het kaersmaecken te exerceren". Dit bedrag betaalde hij aan de Heilige Geestarmen te Naaldwijk. Niet altijd fabriceerde hij zelf de kaarsen. Hij liet ze ook van elders komen. In die tijd moest er op "Vette waren" belasting betaald worden. Natuurlijk probeerde men vaak deze belasting te ontduiken. In verband hiermee vond Louris Adriaensz het zelfs op een keer geraden om zich voor beboeting te vrijwaren door een gerechtelijke verklaring te vragen (en te verkrijgen), dat hij 100 pond kaarsen, uit Rotterdam ontvangen, voor de belasting had aangegeven (130). In de veertiger jaren van de zeventiende eeuw schijnt het vrij goed met hem gegaan te zijn. Hij leefde kerkelijk en burgerlijk normaal mee. We zien Louwerens Aerijens Luc te Naaldwijk als diaken optreden en vernemen, dat hij als lidmaat aan het Heilig Avondmaal deelneemt (131). Verder treedt hij als schepen te Naaldwijk op. Bij het klimmen van de jaren en het verminderen van zijn lichaamskrachten werd het er voor Louris Adriaensz maatschappelijk niet gemakkelijker op. Om het hoofd boven water te kunnen houden, werd hij gedwongen een hypotheek op zijn huis te nemen. Vergezeld door zijn borg Cornelis Jansz Steenhuijs verscheen hij op 17 juli 1650 voor schepenen van Naaldwijk en verklaarde van Capiteijn Johan van Santen 500 carolus guldens tegen zes procent rente geleend te hebben (132). Waarschijnlijk heeft hij deze schuld weten af te lossen met een nieuwe schuld van een lager rentetype. Een klein jaar later, op 8 april 1651 compareerde hij voor schepenen en erkende toen schuldig te zijn aan "de Diaconie van de Christelijcke kercke tot Naeldijck ende honsholredijck ten behouve van de armen aldaer" een kapitaal van 400 carolus guldens "Spruijtende ter saecke van een obligatie inhoudende gelijcke somme". Verschuldigde rente 5 %. Van beide zijden werd een opzeggingstermijn van drie maanden bedongen. De schuld werd weer als hypotheek op het woonhuis van Louris Adriaensz geplaatst (133). Enkele jaren daarna kwam het voor hem tot een soort van financiële crisis. Hij kwam, hoe en waarover weten we niet, in conflict met de toenmalige belastingdienst. Toen hij een bepaalde niet nader genoemde belasting niet voldeed, verkreeg de "Deurwaerder van de gemeene middelen" op 20 juni 1653 autorisatie om het huis van de belastingplichtige publiek te verkopen "omme daer aen nae voorgaende gewoonlijcke publicatie ende openbare vercooping te verhaelen de somme in voors autorisatie vermelt mette costen". Deze verkoping had plaats op 21 juli 1654 (134). Hoogstmerkwaardig is het wat er precies twee maanden later gebeurde. Toen cornpareerden voor schepenen "Louris Adriaensz Lucq en Susanna Barents de Castro geechte man en wijf wonende in den dorpe van Naaldwijk" (135) en erkenden een schuld van 300 gulden aan Aeghjen Jans, weduwe van Mr Abraham de Roo en een schuld van 200 gulden aan de "Diakenen van de Christelijke kercke tot Naeldwijck". Borgen voor dit laatste bedrag waren indertijd geweest Jan Jansen Dom en Cornelis Maertensz Roscam. De "comparanten genegen zijnde om haar schuldenaeren te voldoen voor soo veel hun tselve mogelijck is, soo bekende sij comparanten nae dat deze naebeschreven goederen verboomt ende uijt den huijse van hun comparanten verdragen waren ten behouve van de voorn Aegjen Jans ende de voors twee borgen in mindering van hun achterwegen verkocht ende dien volgende in vrijen eijgendomme opgedraegen te hebben" "mits desen de naebeschreven goederen voor sodanige somme als beneffens ijder artijckel es uijtgetrocken". Wat we van deze handelwijze moeten denken? We weten het niet. Probeerde men de heren van de belastingen te slim af te zijn of sproot ze inderdaad voort uit bittere armoede?

Kinderen van Louris Adriaensz Lucq en Susanna Barents de Castro, te Naaldwijk geboren en gedoopt: 

1

Adriaen Lourisz Lucq, gedoopt 3 december 1629: "aerije tkint van Louwerens Aerijens ende Susanna Barents, ged. De 9 Dec". Op 29 december 1657 was hij nog in leven. 

2

Barent Lourisz Lucq, gedoopt 14 september 1631: "1631 Sept Baerendt tkint van Louwerens Aerijens ende Susanna Barents, ged. de 14 Sept". Over hem vinden we in het kerkelijk archief te Naaldwijk de mededeling; "Lidmaat 1 april 1657 met att Barents Lourisz". Waarheen hij is vertrokken? We weten het niet.

3

Pieter Lourisz Lucq, gedoopt 21 augustus 1633: "1633 Augustus. Pieter tkint van Louwerens Aerijens ende Susanna Barents, ged. de 21e Aug". Hij ging op ongeveer twintigjarige leeftijd het zeegat uit en voer als bootsgezel in het jaar 1653 op het schip de "Erasmus" in dienst van de O.I.C. naar Indië en stierf onderweg. Op 29 december 1657 verschenen voor schepenen van Naaldwijk Barendt Lourisz Lucq en Jan Lourisz Lucq "beijde soonen van Lourisz Adriaensz Lucq ende Susanna Barents de Castro", tevens optredende voor hun vier broers Adriaen, Joris, Jaochem en Abram Lourisz Lucq en verklaarden, dat zij tevreden zouden zijn als de gelden die van de O.I.C. te vorderen waren voor hun overleden broeder Pieter Lourisz Lucq aan hun vader uitgekeerd werden, daar deze "door sijn ouderdom en impotentheijt" de kost niet langer met werken kon winnen. De vader compareerde eveneens voor de schepenen en verklaarde, dat Mr Johannes van Vliet de bovenbedoelde gelden namens hem mochte ontvangen "van de geoctroeerde oostindische compagnie te camer der stadt Rotterdam" (136).

4

Joris Louwersz Lucq (Luk), gedoopt 4 mei 1636; "Joris tkint van Louwerens Aerents ende Susanna Barents, ged. de 4 meij ".

5

Jan Lourisz Lucq, gedoopt 8 november 1637: "1637 November, ged. Jan tkint van Louwerens Aerijents ende Susanna Barents, ged. 8 November".

6

Jochem Lourisz Lucq voer in ’ s lands dienst in 1665 als matroos op het schip "St. Paulus". Op de reis is hij gestorven. Over hem vinden we vermeld: "Qp den 18 April 1666 "Compareerde voor schepenen der Heerlijckheijt Naeldwijck Jooris Louwrisz Luck ende Jan Lourisz Luck beijde woonende tot Naeldwijck welcke verklaarden geconstitueert en volmachtigh gemaeckt te hebben sulcs sij doen bij desen Jan van Eijck woonende tot Amsterdam specialijck omme ter camere van de geoctroeerde oostindische compagnie van Seelant te ontvangen de somme van 28 gulden over twee maanden gagie verdient bij Jochum Louwrisz Luck haer constituantens broeder was in s Lands dienst gevaeren voor Matroos op t schip St. Paulus in den voorleden jaere 1665" (137).

7

Abraham Lourisz Lucq, gedoopt 14 januari 1646: "Abraham tkint van Louwris Arentsz

Home